de wetgeving die van gisteren is
Vroeger tot in den treure uit het hoofd moeten leren, nadat de docent het met veel moeite eerst had voorgekauwd, tekst en uitleg had gegeven en had gezorgd, dat je het zou kunnen begrijpen.
Prachtig vond ik het, de lessen over wetskennis en vanzelfsprekend de Nederlandse wetgeving. Ingestampt werd:
“het recht is geheel van regels voor de mens in de maatschappij naar de wil van de overheid”.
Het zal een afwijking van mij zijn, maar nog steeds zie ik de wetgeving als een leidraad. Een denkbeeldige draad, waar je langs mag lopen om van A naar B te kunnen. De grootste uitdaging vind ik de hiaten in de wetgeving.
Vooral de hiaten die in de wetgeving zijn ontstaan, waardoor de handhaver, Politie en BOA, Bijzondere Opsporing Ambtenaar, even niets kunnen, omdat de wetgever daarin op centimeters tekort schiet, daar kan ik volop van genieten. Voorbeeld als onderstaand:
- Zo mag niet her en der langs en aan de openbare weg een reclamebord worden geplaatst. De overheid kan en zal voor deze actie een vergoeding vragen met als titel Precariorechten. Zet een slimme jongen nu een aanhanger langs de kant van de weg of in een weiland dan vangt de handhaver bot. Het is namelijk niet strafbaar een aanhangwagen te plaatsen / parkeren op de daarvoor bestemde locaties en daar een reclame bord op plaatsen.
- Een koopovereenkomst komt veelal tot stand als een klant/consument iets koopt en de leverancier levert het gekochte artikel. Stel u wandelt door het centrum van een stad, bent moe en neemt plaats op een terras. Er komt een ober bij u en vraagt: “wilt u een biertje”. De vraag blijft, “bent u verplicht het biertje te betalen, dat de ober u heeft aanboden vanuit zichzelf?” U heeft niet voordat de ober iets tegen u zei, gezegd “mag ik een biertje van u?”. In dat geval kun je zeggen, dat u de koper bent van het biertje en dat de ober het biertje levert tegen de betaling. Het zou bij wet geregeld moeten zijn, als iemand u een biertje aanbiedt, dat u verplicht wordt dit te betalen.
- Het ligt minder ingewikkeld. Zelfs als u een kind, dat nog op de lagere school zit naar de winkel stuurt om een fles frisdrank te kopen, zou dat conform de wet- en regelgeving niet mogen. Het kind is op jonge leeftijd nog niet bekwaam om een overeenkomst te sluiten. Echter de wetgeving heeft ondersteuning gekregen van het begrip gewoonte en in genoemde transactie zal niemand de aankoop van een fles frisdrank aan banden leggen en verbieden.
Ondanks alle wetsboeken en bepalingen is de wetgeving een achterhaalde situatie. Er zal eerst iets moeten plaatsvinden, waarbij de overheid of de wetgever zal vast willen stellen, dat het totale plaatje is afgeregeld. Het verhaal van het kalf, dat verdrinkt en de put die gedempt wordt, heeft steeds meer de aandacht van de lokale- en zelfs landelijke wetgever. Schijnbaar luidt de nieuwe tendens: “stel dat er iets zou kunnen gebeuren, dan nemen wij deze wettelijke maatregel. In het verleden was dat helaas wel eens anders en was de beeldspraak van het kalf en de put bijna schering en inslag.
Het komt steeds vaker voor, dat men de richtlijnen voor een situatie strakker gaat opstellen. Daarom ben ik duidelijk van mening, dat door grote calamiteiten als, vuurwerkramp Enschede in 2000, de brand in Volendam in 2001 en in 2014 het grote ongeluk met de Monstertruck in Haaksbergen de regels en bepalingen voor evenementen en andere activiteiten strakker zijn aangehaald. De overheid is steeds meer ervan doordrongen, dat bepaalde situaties worden afgedicht door een regel- en wetgeving.
In ogen van velen is het recht, zoals hier beschreven, nog steeds krom. Of dat zo is durf ik niet met overtuigende stelligheid te beweren. Misschien is in het verleden tijdens het vaststellen van een bepaalde wet te (on)logisch nagedacht.
Zo is de wetsbepaling levenslang binnen ons wetgeving niet per definitie levenslang. Op grond daarvan krijgt een veroordeelde steeds vaker bijvoorbeeld 18 jaar (of hoger) en TBS. Het is zo’n maatregel, die wordt gevormd door de maatschappij. Bij de strafoplegging levenslang kan na verloop van tijd de persoon in kwestie in vrijheid worden gesteld. Bij 18 jaar of hoger en TBS is de term; “einde zitting” vaag en onduidelijk.
De Nederlandse wetgeving is bijzonder. Je kunt van de wetgeving in figuurlijke zin gaan houden, als je er tegen durft in te gaan. De strijd in dat gevecht is dan: ‘maar hoe kun je het ook anders zien”.